17. Kloosterkerk

Constitutioneel

Kloosterkerk

Artikel 6 van de Grondwet stelt dat ieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden, maar dat aan deze vrijheid in de wet beperkingen kunnen worden gesteld. Dit gebeurt overigens alleen bij hoge uitzondering. Het artikel formuleert de basis van verdraagzaamheid en de door de Grondwet vastgestelde geloofsvrijheid. Artikel 6 hangt samen met het gelijkheidsbeginsel van artikel 1. Hierin staat dat discriminatie wegens godsdienst niet is toegestaan. Beide artikelen moeten ervoor zorgen dat de overheid zich neutraal opstelt ten aanzien van de geloofsbeleving van de burgers.

Artikel 6 Grondwet

1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Geschiedenis

De Kloosterkerk is het decor geweest van de verslechterende relatie tussen raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt en prins Maurits, die uiteindelijk zelfs tot de executie van eerstgenoemde leidde.

Na de moord op Willem van Oranje in 1584 ontstond een zeker machtsvacuüm. De oudste zoon van Willem van Oranje zat gevangen in Spanje. Van Oldenbarnevelt was een van degenen die succesvol pleitten voor een overdracht van de functie van stadhouder aan Maurits, de toen zestienjarige tweede zoon van Willem van Oranje.
In 1586 werd Van Oldenbarnevelt landsadvocaat van de Staten van Holland (na zijn dood werden de taken van deze ambtenaar ingeperkt en werd de landsadvocaat voortaan raadspensionaris genoemd). Onder de politieke leiding van Van Oldenbarnevelt en de militaire leiding van Maurits ging het goed met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Niet alleen erkenden Engeland en Frankrijk de onafhankelijkheid van de Republiek (oktober 1596 Drievoudig Verbond), maar met de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1602 door Van Oldenbarnevelt ging het de Republiek ook economisch goed.
In 1600 ontstond de eerste echte breuk in de relatie tussen Van Oldenbarnevelt en Maurits. Aanleiding was een mislukte militaire operatie om de handelsvloot van overlast door piraten te ontdoen: de Slag bij Nieuwpoort. De wapenstilstand met Spanje, het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), was vervolgens aanleiding voor nog meer wrevel tussen de twee. Van Oldebarnevelt was hier namelijk voorstander van; Maurits een absolute tegenstander. Een theologisch meningsverschil tussen beiden betekende een definitief einde van hun samenwerking. De raadspensionaris vond dat ‘de kerk’ meerdere stromingen kon hebben (remonstranten). Prins Maurits was echter voor een calvinistische eenheidskerk (contraremonstranten). Maurits besloot openlijk partij te kiezen voor de contraremonstranten en met groot gevolg naar de Kloosterkerk te gaan om daar de diensten van de contraremonstranten te volgen (1617).
Het van oorsprong theologische meningsverschil was nu een politiek conflict, waarin ook de provincies en verscheidene steden partij kozen. Publiek rumoer was het gevolg. Om deze onlusten te bestrijden, liet Van Oldenbarnevelt in 1617 de Scherpe Resolutie aannemen door de Staten van Holland. Zo kregen diverse steden de mogelijkheid om zelfstandig huurtroepen aan te nemen om onlusten te voorkomen. In de praktijk werd vooral hard opgetreden tegen de opstandige aanhang van contraremonstranten. Bovendien kan worden beargumenteerd dat Van Oldenbarnevelt met de oprichting van stedelijke milities het gezag van de opperbevelhebber van het staatse leger, Maurits, ondermijnde.

Prins Maurits pleegde hierop een staatsgreep en liet op 29 augustus 1618 Van Oldenbarnevelt arresteren. Op 12 mei 1619 veroordeelde de rechtbank Van Oldenbarnevelt ter dood. Op 13 mei werd Van Oldenbarnevelt, 71 jaar oud, op het Binnenhof onthoofd wegens landverraad en hoogverraad. Op het schavot sprak hij volgens de overlevering de woorden: ‘Mannen, gelooft niet dat ik een landverrader ben, ik heb oprecht en vroom gehandeld, als een goede patriot, en zo zal ik sterven’. Johan van Oldenbarnevelt is begraven in de Hofkapel op het Binnenhof.

Architectuur

Rond 1393 schonk Graaf Albrecht van Beieren de grond aan het Amsterdamse St. Andriesklooster om er een klooster op te bouwen. De heer Van Arkel, die de grond in 1394 overnam, bouwde hier een stadskasteel. Van Arkel raakte echter al zijn bezittingen kwijt aan de graaf van Beieren, die het stadkasteel met de grond gelijk maakte. Toen kregen de Dominicaner monniken uit Utrecht de grond, die er wel een klooster en een kerk op bouwden. Rond 1540 werd de kerk vergroot. Tot aan de zestiende eeuw werden de kerk en het klooster intensief gebruikt. Daarna kreeg het complex vooral andere functies. Zo werd het in 1576 verhuurd aan de Staten van Holland. In 1583 werd het klooster grotendeels gesloopt. In 1588 werd een compagnie ruiters hier gehuisvest; de kerk werd een soort paardenstal. In 1589 diende de kerk zelfs als opslagplaats voor munitie. In 1617 werd de kerk weer als kerk gebruikt (contraremonstranten). Na een grote ontploffing in 1690 bleef er maar één muur overeind staan van het oude klooster. Deze muur is opgenomen in het gebouw van de Algemene Rekenkamer. De Kloosterkerk is gebouwd in de Gotische bouwstijl.